• Klasse : Mammalia (zoogdieren)
  • Orde : Lagomorpha (haasachtigen)
  • Familie : Leporidae (hazen)
  • Geslacht en soort : Oryctolagus cuniculus (konijn)

Inleiding

Het onderscheid tussen knaagdieren enerzijds en haasachtigen anderzijds wordt gemaakt op basis van het gebit. Een knaagdier heeft twee snijtanden in de bovenkaak en twee snijtanden in de onderkaak. Een dier uit de orde van de haasachtigen heeft 4 snijtanden in de bovenkaak, twee aan twee achter elkaar geplaatst, en twee snijtanden in de onderkaak.

Dit betekent dus dat een konijn NOOIT tot de knaagdieren mag worden gerekend, op wat voor manier dan ook.

Oorsprong en voorkomen

Oorspronkelijk is het konijn afkomstig uit Zuidwest-Europa en Noordwest-Afrika. Het oorspronkelijke konijn heeft grote ogen en oren. De achterpoten zijn langer dan de voorpoten. De voeten hebben geen zoolkussentjes maar zijn aan de onderkant stevig behaard.

Door intensieve fokkerij is een enorme variatie ontstaan in konijnenrassen (meer dan 50!). Op basis van verschil in kleur, grootte en vachtstructuur zijn er nu vele variëteiten te onderscheiden.

Bij het wilde konijn is het mannetje vrijwel even groot als het vrouwtje alleen de kop is wat forser. Beide seksen hebben klieren onder de kin die een stof afscheiden die gebruikt wordt bij de territoriumafbakening. Bij het mannetje zijn deze klieren groter. Ook bij de directe onderlinge herkenning spelen deze klieren een rol.

In de tijd is het konijn uitgewaaierd over vrijwel de hele wereld. In Australië bijvoorbeeld leidde dit tot grote problemen. Het konijn was hier door het ontbreken van natuurlijke vijanden dermate succesvol, dat er sprake was van een ware plaag. Hierdoor dreigden zelfs voedseltekorten te ontstaan voor de inheemse dieren.

Konijnen hebben een voorkeur voor grasland en open bosachtig gebied. Ze graven uitgebreide gangenstelsels met verschillende gangen. Er zijn grote gangen die uitkomen op een centrale woonruimte en er zijn nauwe gangen die dienst doen als vluchtgangen. Ook zijn er woonruimten aan het eind van blind eindigende gangen.

Konijnen zijn nachtdieren, alhoewel ze steeds meer ook overdag gezien worden door hun enorme adaptatievermogen.

In 1954 en 1955 is de konijnenstand in Europa ernstig teruggedrongen door een ziekte, myxomatose genaamd, die speciaal ontwikkeld en geïntroduceerd is om overlast door konijnen in te dammen.

Voortplanting

Een mannetje (rammelaar) paart met verschillende vrouwtjes. De ovulatie is geïnduceerd, dus pas na een paring vindt er een eisprong plaats. Na een gemiddelde dracht van 31 dagen worden de jongen geworpen.

Om kannibalisme te voorkomen is het verstandig om het mannetje bij de jongen uit de buurt te houden. Het vrouwtje (voedster) bouwt een nest waarbij ze zachte haren gebruikt die ze uit haar eigen buikhuid trekt. Dit gebeurt meestal in de laatste drie dagen van de dracht. Schijnzwangerschap komt overigens regelmatig voor bij de huiskonijnen.

De jongen worden blind, doof en kaal geboren. Jongen worden slechts enkele malen per etmaal gezoogd, waarbij de zoogtijd niet langer is dan 3 minuten.

Na 10 dagen gaan de ogen open en na 14 dagen gaan de oortjes staan, behalve bij de hangoorrassen. Na 18-24 dagen komen de jongen uit het nest tevoorschijn. Vanaf twee weken na de geboorte is de voedster alweer vruchtbaar.

Vanaf een leeftijd van 6 maanden kan een rammelaar gecastreerd worden, na de castratie blijft het dier nog mogelijk 4-6 weken vruchtbaar.

  • Geslachtsrijp: 3-5 1/2 mnd (voedster) 6 mnd (rammelaar)
  • Fokrijp: 5-9mnd (afhankelijk van de grootte)
  • Oestrische cyclus: geen, geïnduceerde eisprong
  • raagtijd: 29-33 dagen (gemiddeld 31)
  • Nestgrootte: 4-10 (gemiddeld 7)
  • Geboortegewicht: 30-70 g
  • Speenleeftijd: 4-6 weken
  • Volwassen gewicht: 1-7 kg
  • Temperatuur: 39 °C
  • Levensduur: 7-8 jaar (max.15 jaar)

Huisvesting en verzorging

Een hok moet gemaakt zijn van glad hout en eventuele randen moeten worden afgezet met metaal om houtknagen te voorkomen. De konijnen dienen te worden beschermd tegen koude, vocht en felle zon. De afmetingen zijn afhankelijk van het ras, maar de volgende richtlijnen kunnen worden aangehouden:

  • Groot ras:
    • 70 cm hoog
    • 120 cm breed
    • 60 cm diep
  • Middelgroot ras:
    • 70 cm hoog
    • 100 cm breed
    • 60 cm diep
  • Klein ras:
    • 70 cm hoog
    • 75 cm breed
    • 60 cm diep

Een goede bodembedekking is stro op een houtvezellaag. De aanwezigheid van zacht nestmateriaal is gewenst bij fokdieren. De strooisellaag moet regelmatig ververst worden om ziekten te voorkomen. Te weinig verversen, kan leiden tot coccidiose (parasitaire darminfectie) of ammoniakdamp wat irriterend is voor de slijmvliezen.

Een geschikte omgevingstemperatuur is 18-21 C en een konijn verdraagt temperaturen van 6-29 C. De vochtigheidsgraad moet tussen de 40 en 70% liggen.

Als voerbakken moet men stevige bakjes kiezen van roestvrij staal of geglazuurd aardewerk in verband met hygiëne en knaagschade.

Voeding

Wilde konijnen eten vrijwel alleen plantaardig voedsel. Hoogst zelden zullen ze een slakje of aardworm nuttigen.

Coprofagie (het eten van eigen ontlasting) komt ook voor bij het konijn en dient om voedingsstoffen (vitamine B, K en eiwitten) op te nemen die door de microbiële organismen in de dikke darm zijn gemaakt. Deze stoffen worden 's nachts met de ontlasting als zachte keutels uitgescheiden. Overdag zijn de keutels hard. De zachte keutels (coecotrophen) zijn zeer eiwitrijk (29.5% in de droge stof) en voorzien in 20% van de dagelijkse eiwitbehoefte.

Konijnen dienen altijd te kunnen beschikken over hooi van goede kwaliteit. Het menu kan worden aangevuld met weegbree, gras, en paardebloemblad. Ook groenten en fruit zoals bloemkool, boerenkool, wortelen en appelen met schil worden graag gegeten door het konijn. Deze voeding moet gewassen, droog en het liefst op kamertemperatuur aangeboden worden.

Met overige koolsoorten, sla en klaver moet men voorzichtig zijn omdat deze voeding gemakkelijk aanleiding kan geven tot trommelzucht (tympanie).

Granen zijn goede voedingsstoffen, met name gerst, haver en tarwe en maïs. Maïs en tarwe vindt het konijn minder lekker. Ook oud bruin brood is een bruikbare voeding voor het konijn. Als knaaghout is beukenhout met blad of wilgentak zeer geschikt.

Het konijn is niet goed in staat om met zijn zintuigen onderscheid te kunnen maken tussen giftig en niet giftig.

Het is raadzaam het konijn 2x per dag te voeren (ochtend en avond). Als basis van de voeding kan Russel Rabbit dienen. Dit is een compleet voeder met hooi als extra ingrediënt.

Voeding van moederloze jongen dient 2-3x daags te geschieden. Het te geven melk volume per dag bedraagt in de eerste week 5 ml, in de tweede week 15 ml en in de derde week 25 ml. Tevens moet na iedere maaltijd de buikstreek gemasseerd worden om de darmen en blaas te stimuleren.

De omgevingstemperatuur gedurende de eerste twee weken moet rond de 1-7 C zijn.

Na enkele weken kunnen de jongen overgewend worden op vast voedsel.

Samenstelling moedermelk (gemiddeld):

  • Droge stof 29%
  • Ruw eiwit 10%
  • Ruw vet 12%
  • Mineralen 2.5%
  • Lactose 2%

De dagelijkse voedselopname bedraagt 7-9% van het lichaamsgewicht. Een tweede literatuur opgave is: 40g korrel per kg lichaamsgewicht per dag.

Een voedster met jongen of een jong in de groei dient ad libitum (onbeperkt) gevoerd te worden.

De dagelijkse wateropname bedraagt 5-100 ml per kg lichaamsgewicht. Een en ander is ook afhankelijk van de fysiologische status.

Aanbevolen voeranalyse:

  • ruw eiwit 14-20%
  • ruw vet 2-3%
  • ruwe celstof 15-20%

Voedingsgerelateerde ziekten

  • Onvoldoende tandafslijting

    Door te weinig knaagmogelijkheden worden de snijtanden te lang met als mogelijk gevolg slechte voedselopname en speekselvloed. De snijtanden en kiezen blijven doorgroeien, de snijtanden zelfs 2 mm per dag. Veelvuldig komen er afwijkende gebitsstanden voor door onzorgvuldig fokken en ontstaan de zogenaamde olifantstanden: enorm lange, langs elkaar heen groeiende snijtanden.

  • Maagoverlading

    Maagoverlading ontstaat ten gevolge van een te grote eetlust wat kan voorkomen bij onregelmatig voeren, plotselinge dieetveranderingen en een overmatige voedering. Omdat het konijn niet kan braken, raakt het dier bij een maagoverlading meestal snel in shock en zal vervolgens overlijden.

  • Maagdarmstoornissen / infecties

    Vooral door plotselinge voerwisselingen of een te rijk voer kunnen infecties aanslaan met als mogelijk symptomen gebrek aan eetlust, vermagering, plotselinge sterfte en maagkrampen. Er kan een diarree ontstaan, zoals bij een overmaat krachtvoer, of trommelzucht, zoals bij eiwitovermaat.

  • Pseudotuberculose

    Deze ziekte kan ontstaan als het konijnenvoer is besmet met uitwerpselen van ratten en / of muizen.

  • Haarballen

    Door overmatig wassen (verveling) of gebrek aan ruwe celstof in het voer kunnen haarballen ontstaan. Ruwe celstof stimuleert de darm, waardoor haarresten gemakkelijker kunnen worden uitgedreven. Oudere konijnen en langharige rassen (Angora) hebben een verhoogd risico.

    Haarballen hopen zich op in de maag en geven aanleiding tot vermagering en leververvetting, steriliteit bij de rammelaar en steriliteit en abortus bij de voedster. Soms bereiken ze een diameter van 7 cm.

    Een goede preventieve maatregel is de voorziening van smakelijk hooi. Een Angora zou zelfs 1 dag per week uitsluitend hooi moeten krijgen.

  • Calciumtekort

    Een tekort aan calcium kan vooral bij lacterende vrouwtjes optreden waarbij de achterpoten gestrekt worden. Het nest wordt verwaarloosd en de melkgift loopt terug door de gedaalde voedselopname.

  • Ionoforenintoxicatie

    Dit is een vergiftiging ten gevolge van anticoccidiosemiddelen, die bedoeld zijn voor pluimvee. Door fouten in de bereiding van het voeder kan een verontreiniging optreden met alle gevolgen van dien.

  • Nierverkalking

    Een gevolg van een verstoord calciummetabolisme. Mogelijke oorzaken zijn: tekort aan vitamine D, overmaat P en sommige planten kunnen dit effect teweeg brengen zoals sommige grassoorten en nachtschadeachtigen.

  • Leververvetting

    Dit komt voor bij fokdieren als deze tussen twee worpen te rijk gevoerd worden en dit leidt mogelijk tot steriliteit.

    Bij afbraak van lichaamseiwit bij onvoldoende voeropname kan ook leververvetting optreden. Mogelijke oorzaken: hoge temperatuur of bijvoorbeeld haarballen.

Voor verdere vragen kunt u natuurlijk altijd bij ons terecht.