• Rijk : Animalia (dieren)
  • Stam : Chordata (chordadieren)
  • Klasse : Mammalia (zoogdieren)
  • Orde : Carnivora (roofdieren)
  • Familie : Canidae (hondachtigen)
  • Geslacht : Canis
  • Soort : Canis lupus (wolf)
  • Ondersoort : Canis lupus familiaris

Terminologie

  • Pup of puppy : een jonge hond, voor de geslachtsrijpheid
  • Teef : vrouwelijke hond
  • Reu : mannelijke hond

Algemeen

De hond (canis lupus familiaris) is een roofdier uit de familie van de hondachtigen (canidae). Het dier komt op alle continenten voor, meestal in gezelschap van de mens, want de hond is het oudste huisdier.

Gebit

Het definitieve gebit van honden bestaat uit 42 tanden. In elke kaakhelft telt het 3 snijtanden (Incisivi, I), één hoektand (Caninus, C) en 4 premolaren ofwel knipkiezen (Premolaren, P). In de bovenkaak zijn er bovendien twee, in de onderkaak 3 molaren of knobbelkiezen (Molaren, M). De grote P4 in de bovenkaak en de M1 in de onderkaak worden de scheurkiezen genoemd.

Het melkgebit van honden bevat 28 tanden. De P1 en de molaren hebben geen melktandvoorganger.

De tandwisseling zal vanaf de vierde maand plaatsvinden. Tijdens de tandwisseling kan bij de pup, tandpijn ontstaan. Pups zullen in deze periode daarom vaak op allerlei dingen knagen.

Oren

Het gehoor is bij de hond sterk ontwikkeld. Hij kan hogere frequenties waarnemen dan de mens.

De beweeglijke oorschelpen van de hond maken het mogelijk om een geluid driedimensioneel te lokaliseren. Een hond kan de richting waaruit een geluid komt met een afwijking van 2% bepalen (bij de mens meer dan 15%).

Honden met hangoren hebben een iets zwakker vermogen om geluid te lokaliseren.

De oren hebben echter naast hun fysieke functie ook een belangrijke taak bij de communicatie met andere honden, en met de mens. Ook op dit punt zijn honden met hangoren dus enigszins in het nadeel.

Bij de beweging van de hondenoren zijn niet minder dan 17 spieren betrokken.

Ogen

Vroeger werd aangenomen dat honden enkel grijstonen of 'zwart-wit' konden zien. Uit nader onderzoek is echter gebleken dat honden wel degelijk kleuren kunnen zien, maar wel anders dan de mens.

Het oog van de hond bevat, zoals bij alle zoogdieren twee verschillende receptoren. De staafjes zijn voor de waarneming van grijstonen verantwoordelijk, de kegeltjes voor het zien van kleuren. In het oog zijn meer staafjes dan kegeltjes, en staafjes hebben minder licht nodig om een signaal aan de hersenen te geven. De kegeltjes zorgen voor het kleurenzien, indien er genoeg licht aanwezig is.

In het oog van honden is zoals bij de meeste zoogdieren een speciale anatomische structuur (tapetum lucidum) aanwezig, dat invallend licht terugkaatst, en zo het bestaande licht versterkt. Dit verklaart waarom honden in de schemering veel beter kunnen zien dan mensen.

Neus

De reukzin van honden is veel beter ontwikkeld dan bij de mens. In de eerste plaats komt dit door het grotere aantal reukcellen. Men kan stellen, dat hoe langer de snuit, des te beter het reukvermogen. Tussen de verschillende honderassen bestaan dan ook aanzienlijke verschillen op dit punt. De mens heeft ongeveer 10 cm² reukepitheel, de hond daarentegen gemiddeld 100 cm², maar dat varieert tussen 30 cm² bij een Franse buldog en 169 cm² bij een Duitse herder. Beroemd en berucht is de bloedhond vanwege zijn vermogen om sporen te volgen.

De kwaliteit van de reukzin wordt echter ook door andere factoren bepaald. Metingen hebben aangetoond dat het reukvermogen van een hond rond één miljoen keer beter is dan dat van de mens. Daarbij speelt dat honden met korte inspiraties rond 300 keer per minuut kunnen ademen, zodat er steeds nieuwe aanvoer van verse lucht is.

Het belangrijkste onderdeel van het reukvermogen vormen echter de hersenen. In de hersenen worden de binnenkomende signalen verwerkt. Het is aangetoond, dat honden 'stereo' kunnen ruiken. De hond voelt dus of een geur van rechts of van links komt. Op deze manier kan hij de richting van een geurspoor beoordelen. De reukhersenen zijn in vergelijking met de mens ook veel groter. Ze nemen 10% van de hondenhersenen in beslag (tegen 1% bij de mens). Honden kunnen bovendien geuren ook via het Orgaan van Jacobson waarnemen.

Brachycephale honden kunnen door onder meer de anatomische bouw van hun schedel en ademhalingswegen moeilijkheden bij de ademhaling hebben.

Oorsprong

Het meest recente onderzoek plaatst de oorsprong van de hond in het Verre Oosten, +/- 15.000 jaren geleden. Oudere schattingen gingen van een begin van de domesticatie rond 40.000 - 100.000 jaar geleden uit. De vraag die men zich moet stellen is, hoe en waarom werd de wolf tot huishond (canis lupus familiaris).

In de late laatste ijstijd veranderden ook de leefomstandigheden van de homo sapiens. De dominante bestaanswijze veranderde van nomade in boer, waardoor mensen lange tijd op dezelfde plaats bleven. De 'wilde honden' begonnen in deze tijd de nabijheid van de mens op te zoeken en van hun afval te leven. Er kan dus sprake zijn van een zekere co-evolutie.

Andere onderzoekers gaan ervan uit dat de mens een actievere rol speelde in de eerste stappen die tot een domesticatie van de hond leidde.

Hoewel de geschiedenis van de domesticatie van honden niet geheel duidelijk is, is die van vossen wel empirisch onderzocht.

Voor verdere vragen kunt u natuurlijk altijd bij ons terecht.